Het Rijksmuseum in Amsterdam
Enkele van de ooit tentoongestelde kunstwerken.
Bruikleen van de gemeente Amsterdam
Meindert Lubbertszoon Hobbema (1638-1709)
Nederlands landschapsschilder. Door middel van een zorgvuldige belichting en natuurgetrouwe kleurkeuzes werden zijn landschappen beter dan de middelmaat.
Hobbema schilderde meer dan dertig ‘portretten’ van watermolens, naar tekeningen die hij in het oosten van Nederland maakte. Dezelfde molen tekende hij vanuit meerdere gezichtspunten, zodat men precies kon zien hoe hij in elkaar zat. Hier ging zijn interesse vooral uit naar de technische constructie van de watertoevoer, die muisgrijs geverfd afsteekt tegen het landschap.
links:Bruikleen van Museu Nacional de Arte Antiga ,Lissabon - rechts: private collectie
Jacob Adriaensz. Backer (1609-1651)
Hij was bijzonder bedreven in het uitdrukken van plooien en kostbare stoffen en in het weergeven van handen en voeten. Zijn tekeningen, mannelijk en vrouwelijk naakt, zijn van uitzonderlijke kwaliteit
Rijksmuseum Amsterdam
Bartolomeus van der Helst (1613-1670)
Hij maakte interessante composities van grote groepen mensen en was zeer vaardig in de weergave van figuren in zelfverzekerde poses. De Schuttersmaaltijd in de Voetboogdoelen werd lange tijd minstens zo bewonderd als Rembrandts Nachtwacht. Tot zijn dood was Van der Helst de voornaamste portretschilder van de Amsterdamse burgerij. Naast portretten schilderde hij ook enkele genrestukken, een paar Bijbelse scènes en werk met mythologische thema's.
Rijksmuseum Amsterdam
Als Herodes, de koning van Judea, hoort dat in Bethlehem een kind is geboren dat koning van de Joden zal worden, besluit hij alle jongetjes onder de twee jaar te laten doden. De schilder heeft de slachting weergegeven als een wilde nachtmerrie. Gruwel volgt op gruwel: links snijdt een soldaat een kind de hals door, daarachter krabt een vrouw een soldaat de ogen uit.
Cornelis Cornelisz. van Haarlem (1562-1638)
Hij kwam uit een welgestelde familie. Zijn ouders ontvluchtten Haarlem toen de stad belegerd werd door de Spaanse vijand. Cornelis bleef achter en groeide op onder de hoede van de schilder Pieter Pietersz, zijn eerste leermeester. Hij wordt gerekend tot het Hollands maniërisme, vanwege complexe composities en naakte figuren met gedraaide lichamen in gekunstelde houdingen. Naast religieuze en mythologische voorstellingen schilderde hij ook portretten, keukenstukken en stillevens.
Betekenis: Als Herodes, de koning van Judea, hoort dat in Bethlehem een kind is geboren dat koning van de Joden zal worden, besluit hij alle jongetjes onder de twee jaar te laten doden. De schilder heeft de slachting weergegeven als een wilde nachtmerrie. Gruwel volgt op gruwel: links snijdt een soldaat een kind de hals door, daarachter krabt een vrouw een soldaat de ogen uit.
Rijksmuseum Amsterdam
Rembrandt van Rijn (1606-1669)
Werd als molenaarszoon geboren in Leiden. Na de Latijnse school schreven zijn ouders hem in 1620 in aan de universiteit. Rembrandt haakte al snel af. Hij werd schildersleerling bij Jacob van Swanenburch in Leiden en daarna bij Pieter Lastman in Amsterdam. In die tijd schilderde Rembrandt veel bijbeltaferelen in een precieze stijl met bonte kleuren.
In 1631 verhuisde hij naar Amsterdam, waar hij veel portretopdrachten kreeg. In Rembrandts eigen werk werd het licht-donkercontrast steeds sterker, de toets losser, de composities dramatischer. Naast portretten schilderde hij veel historiestukken en maakte etsen en tekeningen.
Rijksmuseum Amsterdam
Rijksmuseum Amsterdam
De Amsterdamse koopman Abraham Anthonisz Recht was een overtuigd remonstrant en groot bewonderaar van Wtenbogaert. Hij gaf Rembrandt in 1633 de opdracht voor dit portret en hing het bij hem thuis. Wtenbogaert kijkt je indringend aan, hij is duidelijk een man van moreel gezag. En een man van het Woord, zoals het opengeslagen boek laat zien. Maar welk boek dat is, blijft onbekend.
collectie:John Selbach Museum, Maaseik
Nicolaes Maes (1634-1693)
Hij was een van Rembrandts meest talentvolle leerlingen. Hij kwam op ongeveer 15-jarige leeftijd uit Dordrecht naar Amsterdam om bij de grote schilder in de leer te gaan. Maes schilderde tot ongeveer 1660 vooral genretaferelen in de stijl van Rembrandt, met veel licht-donkercontrasten en warme kleuren. Daarna schakelde Maes over op het schilderen van portretten. Zo kwam hij via een omweg tot hetzelfde specialisme als zijn leermeester. Maes portretten waren aangepast aan de mode van dat moment: gladder en gedetailleerder en ook bonter en lichter van kleur. Die aanpak had succes en Maes werd een veelgevraagd en zeer productief schilder van het barokke staatsieportret.
Gerard ter Borch (1617-1681)
Hij leerde het schildersvak in Zwolle, van zijn vader Gerard ter Borch I. De jonge Gerard ging in 1633 werken in het Haarlemse atelier van Pieter de Molijn, wiens landschappen hij van menselijke figuren voorzag. In de jaren vanaf 1650 richtte Ter Borch zich op de genreschilderkunst. Hij is vooral bekend geworden door zijn schilderijen met elegante, rijk geklede mensen in interieurs, maar ook door zijn portretten. Ter Borch reisde veel, onder meer in het gezelschap van diplomaten. Zo was hij van 1646 tot 1648 in Munster, waar toen de Vrede van Munster werd getekend. Ter Borch portretteerde afgevaardigden zowel afzonderlijk als in een groepsportret.
Kunsthistorisch Museum, Wenen
Johannes Vermeer (1632-1675)
Tegenwoordig is hij een van de beroemdste Nederlandse schilders uit de 17de eeuw, maar eeuwenlang was hij nauwelijks van betekenis. Het kleine oeuvre dat nu van hem bekend is, werd lange tijd aan anderen toegeschreven. Pas in de jaren 70 van de 19de eeuw werd hij herontdekt. Sindsdien zijn 35 schilderijen als 'Vermeers' erkend.
Johannes was de zoon van een zijdewerker en heeft altijd in Delft gewoond en gewerkt. Net als zijn vader was hij actief in de kunsthandel. Mogelijk was hij een leerling van stadgenoot Carel Fabritius. In 1653 schreef Vermeer zich in bij het schildersgilde, waarvan hij diverse jaren hoofd was. Vermeers vroege historiestukken tonen de invloed van de Utrechtse caravaggisten. Zijn latere werk bestaat uit interieurs met één of enkele mensen, meestal vrouwen. Intieme genrestukjes, waarin de hoofdpersoon zich wijdt aan een alledaagse bezigheid, meestal bij een venster dat het daglicht binnenlaat. Als geen ander kon Vermeer de lichtval op voorwerpen weergeven. Het Rijksmuseum bezit drie van zijn huiselijke taferelen en één stadsgezicht: het wereldberoemde Straatje.
Rijksmuseum Amsterdam
Dorchester House, Londen
Jacob van Ruisdael (ca. 1628-1682)
De Haarlemmer Jacob van Ruisdael (ca. 1628-1682) begon al op jonge leeftijd met schilderen. Zijn eerste werk dateert uit 1646. Behalve schilder was Ruisdael ook arts. Waarschijnlijk kreeg Ruisdael les van zijn vader, maar ook zijn oom, de kunstenaar Salomon van Ruysdael, moet van grote invloed zijn geweest. Hij schilderde niet alleen boslandschappen met grote centrale motieven - ruïnes, watermolens, eiken - maar ook stads- en zeegezichten. Ruisdaels composities zijn vaak imposanter dan de werkelijkheid.
Aert van der Neer (1603-1677)
Hij wordt beschouwd als de grondlegger van het genre nachtlandschap.
Aert van der Neer is vooral bekend om zijn maanlicht en winterse taferelen. Ook specialiseerde hij zich in landschappen bij zonsopgang en zonsondergang en in schilderijen met vuur. Zijn schilderijen zijn meer beïnvloed door de Vlaamse schilderkunst dan door werken van zijn Amsterdamse tijdgenoten.
Rijksmuseum Amsterdam
Prometheus stal het vuur van de goden om het aan de mensen te geven. Als straf ketende Vulcanus hem aan een rots, waar een adelaar hem onder helse pijnen de lever uitpikte. Hier wordt Prometheus geboeid. Zijn gezicht is verwrongen van angst. Mercurius lacht hem uit. De dramatische belichting en de roodverbrande handen en gezichten keek Van Baburen af van zijn grote voorbeeld Caravaggio.
Dirck van Baburen (ca. 1594/1595-1624)
Hij was een schilder van historiestukken en genretaferelen. Na zijn opleiding bij Paulus Moreelse in Utrecht vertrok hij omstreeks 1612 naar Italië en bleef daar tot ongeveer 1620. Beschermheren in Rome bezorgden Van Baburen de opdracht voor de decoratie van de San Pietro in Montorio-kapel, samen met vriend en collega David de Haen. Van Baburens werk is sterk beïnvloed door dat van Caravaggio. Vooral de sterke licht-donkercontrasten van de Italiaanse schilder spraken hem aan. Maar ook diens ‘inzoomeffect’, waarbij de figuren niet verder dan hun middel en beeldvullend zijn afgebeeld, inspireerde Van Baburen tot dramatische composities. Terug in Utrecht schilderde hij verder in die caravaggistische stijl, in nauwe samenwerking met Hendrick ter Brugghen. Van Baburen, Ter Brugghen en ook Gerard van Honthorst gelden als de ‘Utrechtse caravaggisten’.
Brukenthalmuseum, Sibiu-Roemenië
Jan Gerritsz. van Bronckhorst (1603-1661)
Hij werd opgeleid als glasschilder door Jan Verburgh (1614), en vervolgens, van 1620-1622, in Atrecht en Parijs. Terug in Utrecht (1622) volgde hij lessen aan de Utrechtse tekenacademie van Gerard van Honthorst en bekwaamde zich in het graveren. In 1626 trouwde hij met Catalijntje van Noort, de dochter van een bierbrouwer. In 1628 was hij Brussel om de ramen van de Onze-Lieve-Vrouw-ter-Zavelkerk te restaureren. Hij maakte etsen van schilderijen van Van Poelenburgh, die hem er toe zette zelf te etsen. In 1637 kreeg hij van de stadhouder de opdracht het Beleg van Breda (1637) te etsen.
Meer en meer begonnen zijn werken een classicistische inslag te vertonen, wat hem tot een veelgevraagd schilder van officiële opdrachten maakte, zoals de ramen van de Nieuwe Kerk in Amsterdam in 1647 en 1658. Hij beschilderde de luiken van het orgel van de Nieuwe Kerk en werkte mee aan de decoratie van het nieuwe stadhuis op de Dam.
Het Rubenshuis in Antwerpen
Enkele van de ooit tentoongestelde werken.
Buckingham Palace
Rubenshuis
Hermitage , Sint Petersburg , Rusland
Peter Paul Rubens (Siegen, 28 juni 1577 – Antwerpen, 30 mei 1640) was een Zuid-Nederlands schilder van Vlaamse barok, tekenaar, tapijtontwerper en diplomaat, werkzaam in Antwerpen. Hij werd ook wel Pieter Paul, Pieter Pauwel of Petrus Paulus genoemd. In de katholieke kalender is 29 juni de dag van de apostelen Petrus en Paulus.
Rubens begon als page bij Lalaing in Oudenaerde, studeerde bij drie Vlaamse schilders en stelde daarna achtereenvolgens zijn diensten ter beschikking aan het hof van Mantua, de aartshertogen Albrecht en Isabella van Brussel en Ferdinand, die Isabella opvolgde als landvoogd van de Zuidelijke of Spaanse Nederlanden. Hij trad voor hen ook op als diplomaat. Rubens schilderde veel altaarstukken en had daarbij hulp van een groot atelier in Antwerpen, maar ook verbeeldde hij het levensverhaal van Maria de' Medici in het Palais du Luxembourg in Parijs en dat van de Engelse koning Jacobus I in Whitehall in Londen. Rubens maakte ook werk voor de Spaanse koningen Filips III en Filips IV. Hij had een prachtig huis aan de Wapper, het 'Rubenshuis' en kocht later kasteel 't Steen in Elewijt.
Rubens bestudeerde zijn hele leven lang de kunst van de Oudheid en de renaissance en gebruikte veel mythologische motieven in zijn kunst. Met name Titiaan van de Venetiaanse School was een groot voorbeeld voor hem. Hij had nauwe contacten met de jezuïeten en zette zich met hart en ziel in voor de Contrareformatie en de verheerlijking van verschillende personen.
Rubens trouwde tweemaal, met Isabella Brant en Hélène Fourment en had met hen acht kinderen.
Hermitage , Sint Petersburg , Rusland
Courtauld Institute of Art, Universiteit Londen
Onze-Lieve-Vrouwekathedraal, Antwerpen
Mauritshuis, Den Haag
Rijksmuseum Amsterdam
Drie mannen en een vrouw bespreken alledaagse zaken, een kindje eet pap of soep, terwijl de hond toekijkt. Het boerenleven lijkt zo slecht nog niet te zijn. In Van Ostades vroegere werken rolden de boeren nog weleens vechtend over elkaar heen, maar in zijn latere schilderijen, zoals dit, gaat het er meestal heel wat bezadigder aan toe.
Adriaen van Ostade (1610-1685)
Hij werd geboren in Haarlem, waar hij zijn hele leven woonde en werkte. Mogelijk was hij tegelijkertijd met Adriaen Brouwer bij Frans Hals in de leer. In Van Ostade's vroege schilderijen is de invloed van Brouwer zichtbaar. Gedurende zijn loopbaan bleef Van Ostade boeren schilderen, in herbergen of woonkamers. Daarnaast schilderde hij ook veel mensen met een twijfelachtige reputatie, zoals advocaten, schoolmeesters en kwakzalvers.
Van Ostade bekleedde verschillende functies in het schildersgilde van Haarlem en hij was er lid van de schutterij. Waarschijnlijk ging het hem aardig voor de wind. Hij was bovendien productief en maakte meer dan achthonderd schilderijen en een paar honderd tekeningen en aquarellen. Zijn werk was in zijn eigen tijd al populair. Andere schilders kopieerden hem of probeerden zijn stijl te evenaren. Van Ostade had enkele leerlingen, onder wie zijn jongere broer Isaack van Ostade, Cornelis Bega en waarschijnlijk Jan Steen.
National Portrait Gallery, London
Alte Pinakothek, Munchen
Antoon Van Dyck (1599-1641)
De schilder en etser Antony van Dyck (1599-1641) was na Rubens de belangrijkste Vlaamse kunstenaar van de 17de eeuw. Hij werkte in zijn jonge jaren enige tijd in Rubens atelier in Antwerpen. Daar schilderde Van Dyck eerst vooral religieuze voorstellingen en historiestukken, net als zijn leermeester. Later ontwikkelde Van Dyck zich tot een invloedrijk portretschilder van welgestelde burgers. Van 1621 tot 1627 werkte Antony van Dyck in Italië, vooral in Genua, waar zijn stijl beïnvloed raakte door de Venetiaanse kunst, onder meer van Titiaan. Na zijn verblijf in Italië werkte Van Dyck een aantal jaren in Vlaanderen, tot hij in 1632 plotseling naar Londen vertrok. Als hofschilder van de Engelse koning Karel I groeide ‘Sir Anthony’ van Dyck uit tot een gevierd societyportrettist. De opvallende elegantie waarmee hij zijn modellen weergaf, heeft zeker bijgedragen aan die populariteit. De jaren tot zijn dood in 1641 bracht Van Dyck afwisselend door in Engeland en de Nederlanden.
Rijksmuseum Amsterdam
Geerit Dou (1613-1675)
Als zoon van een Leidse glasgraveur leerde Gerard Dou (1613-1675) in eerste instantie graveren en glasschilderen. In 1628 ging hij in de leer bij Rembrandt. Van hem leerde Dou met licht- en donkercontrasten werken en zo ontwikkelde hij zijn specialiteit: Dou's 'kaerslichten' werden razend populair. Ook zijn genrestukken gingen voor hoge prijzen van de hand. Volgens de kunstenaarsbiograaf Houbraken werkte Dou uiterst langzaam en zorgvuldig. Zijn gedetailleerde schilderwijze kreeg navolging. Onder die navolgers of Leidse fijnschilders was zijn leerling Frans van Mieris. In 1665 had Dou een solotentoonstelling in het huis van de schilder Johannes Hannot, waar niet minder dan 27 schilderijen van hem hingen uit de collectie van stadgenoot Johan de Bye. Dou genoot ook internationale faam: een aantal buitenlandse vorsten verzamelde zijn werk. Maar hoewel hem verzoeken zijn gedaan hofschilder te worden, heeft Dou zich nooit uit Leiden laten weglokken
Rijksmuseum Amsterdam
Frans Hals (ca. 1582-1666)
Hij werd geboren in Antwerpen als zoon van een wever. Kunstenaarsbiograaf Arnold Houbraken vertelt hoe het gezin Hals in 1585 voor de Spanjaarden vluchtte en zich in Haarlem vestigde. Daar werd Frans in het schildersvak opgeleid door Karel van Mander. Frans Hals werd in 1610 lid van het Haarlemse schildersgilde. Hij kon zich toen als zelfstandig kunstschilder vestigen en leerlingen en assistenten aannemen, onder wie Judith Leyster. Ook zijn jongere broer Dirck Hals was waarschijnlijk bij hem in de leer, evenals vijf van zijn eigen zonen. Frans Hals werd beroemd om zijn losse manier van schilderen, door zijn tijdgenoten de 'ruwe stijl' genoemd. Die stijl is door de eeuwen heen afwisselend bewonderd en verguisd. Hals schilderde vooral portretten, maar hij heeft ook meesterlijke schuttersstukken gemaakt. Frans Hals stierf in 1666 en ligt begraven in de Grote Kerk in Haarlem, de Sint-Bavo.
The Walters Art Museum in Baltimore, Maryland. (Verenigde Staten)
Jan Brueghel de Oude (1568-1625)
Jan Brueghel de Oude was samen met Rubens een van de leidende Antwerpse schilders. In tegenstelling tot zijn jongere collega werkte Brueghel met minitieuze penseelstreekjes in dekkende verf, waarmee hij uiterst gedetailleerde weergaven bereikte van zijn favoriete onderwerpen: het Vlaamse landschap en het stilleven. Omwille van zijn ongeëvenaarde nauwgezetheid kreeg hij de bijnaam ‘de Fluwelen Brueghel’.
Rubens en Brueghel kenden elkaar erg goed. Meer nog: ondanks hun verschillend temperament werkten de twee Antwerpse meesters vaak samen. Rubens schilderde meestal de figuren, terwijl Brueghel de fauna en flora voor zijn rekening nam.
Rijksmuseum Amsterdam
Adriaen Brouwer (1605-1638)
Adriaen Brouwer werd geboren in Oudenaarde en was de zoon van een tapijtontwerper. In 1622 zou hij naar Antwerpen getrokken zijn. Wegens schulden zat hij een tijdlang in de gevangenis en stierf al op jonge leeftijd, maar hij oefende desondanks grote invloed uit. Behalve Rubens bewonderde ook Rembrandt hem. Brouwer, die een tijd in Nederland verbleef, vond een ‘gouden combinatie’ uit: hij vermengde de stijl van de oude Bruegel met onderwerpen uit de Noord-Nederlandse genreschilderkunst. Er bleven van hem ongeveer zestig werken bewaard. Zijn composities van interieurs en de voorstellingen van rauwe expressie, weg van de sentimentaliteit, waren belangrijke nieuwe thema’s. Brouwer zou ook opzettelijk verwijzingen gemaakt hebben naar moraliserende literatuur. Die verwijzingen tilden deze genreschilderkunst van een onderklasse naar een uiting van een nieuw intellectueel niveau.
Frans Halsmuseum, Haarlem Nederland
Jan de Bray (1627-1697)
Jan de Bray was de oudste zoon van de schilder, dichter en bouwmeester Salomon de Bray (1597-1664), die ook zijn leermeester was. Op een kortstondig verblijf in Amsterdam na, van 1686 tot 1688, heeft hij zijn hele leven in Haarlem gewerkt. Hij werd lid van het gilde in 1664 en was later vele malen vinder (keurmeester) en deken. Jan de Bray schilderde voornamelijk portretten en monumentale historiestukken in classicistische stijl. Veel van zijn portretten waren 'portraits historiés', dat wil zeggen portretten van mensen die zich als historische figuren lieten afbeelden.
Frans Halsmuseum, Haarlem
Wallace Collection, Hertford House, Manchester Square, London ,Verenigd Koninkrijk
Van Mierevelt (1566-1641)
Hij was een leerling van de Utrechtse schilder Anthonie Blocklandt. Na twee leerjaren ging hij terug naar zijn geboortestad Delft. Als portretschilder kreeg hij opdrachten van het stadhouderlijk hof in Den Haag: hij schilderde prins Maurits en diens familieleden. Al gauw wisten ook andere welgestelde families en buitenlandse diplomaten hem te vinden. Om aan de vraag te kunnen voldoen had Van Mierevelt assistenten, onder wie zijn zoons Pieter en Jan. Van Mierevelts portretten werden in brede kring bekend doordat zijn schoonzoon Willem Delff ze kopieerde in prent. Maar op den duur kwam er een einde aan Van Mierevelts succes als portrettist. De schilder Gerard van Honthorst verdrong hem van het toneel.
Rijksmuseum Amsterdam
Jan Havicksz. Steen (ca. 1625-1679)
Hij werd in Leiden geboren als zoon van een bierbrouwer. Na de Latijnse School schreef hij zich in 1646 in aan de Leidse universiteit, maar voltooide die niet: hij ging in de leer voor schilder. Over zijn opleiding is weinig bekend. Volgens 18de-eeuwse kunstenaarsbiografen had hij als leermeesters Nicolaus Knüpfer, Adriaen van Ostade en Jan van Goyen. In 1648 was Steen als meesterschilder medeoprichter van het Leidse schildersgilde, waarin hij diverse functies bekleedde. Hij had een enorme schilderijenproductie: vooral bekend zijn de genrestukken met vrolijke gezelschappen, maar Steen maakte ook portretten en historiestukken. Om zijn inkomen aan te vullen, runde de schilder in Delft een brouwerij en opende hij later een herberg in zijn woning. Uit levensbeschrijvingen komt hij naar voren als een losbol, maar dat idee is meer gebaseerd op zijn geschilderde personages dan op feiten. Jan Steen ligt begraven in de Leidse Pieterskerk.
Rijksmuseum Amsterdam
De Bijbel verhaalt hoe Jakob zich voordoet als zijn broer en zo zijn blinde vader de zegen ontfutselt die voor zijn broer bestemd is. Het idee om diens harige armen te imiteren met bonthandschoenen komt van zijn moeder Rebekka, die van achter het bed toekijkt. Flinck ontleende deze schildertechniek en de manier van vertellen aan Rembrandt, bij wie hij in de leer was geweest.
Govert Flinck (1615-1660)
Hij werkte aanvankelijk in de stijl van Rembrandt. Zijn vroege schilderijen werden wel als Rembrandts verkocht, zózeer leken ze op die van zijn leermeester. Hij maakte net als Rembrandt portretten en historiestukken. Later schilderde Flinck meer als Bartholomeus van der Helst: gladder en eleganter. Die stijl leverde Flinck onder meer een opdracht op van Amalia van Solms voor een allegorie ter nagedachtenis van Frederik Hendrik (1656). Zijn goede connecties met de Amsterdamse notabelen bezorgden hem opdrachten van de Amsterdamse Kloveniers, zoals het schuttersstuk met kapitein Bas. En voor het Amsterdamse stadhuis begon Flick aan een reeks over de opstand van de Batavieren tegen de Romeinen, maar nog voor het werk af was, overleed de schilder.
De dichter Vondel maakte vaak gedichten bij werk van deze kunstenaar uit Kleef. Hij noemde hem de 'Kleefsche Apelles', naar de spreekwoordelijk knappe Oud-Griekse schilder Apelles.
Museum of Fine Arts, Boston
Jan van der Heyden (1637-1712)
Hij was een homo universalis die naast kunstenaar ook actief was als uitvinder en zakenman. Zo ontwierp hij een nieuwe straatlantaarn waarmee hij Amsterdam van een moderne openbare verlichting voorzag. Dankzij deze nieuwe straatverlichting gold Amsterdam in de late zeventiende eeuw als de lichtstad van Europa. Daarnaast deed hij revolutionaire aanpassingen aan de brandspuit en verbeterde hij de manier waarop de brandweer was georganiseerd. Hierdoor waren branden sneller onder controle en kreeg het vuur geen kans zich verder te verspreiden. Recent slaagde de gemeente Amsterdam er in om een unieke collectie te verwerven bestaande uit tekeningen, publicaties en historische objecten van Jan van der Heyden en zijn zoon, Jan van der Heyden de Jonge (1662-1726).
Rijksmuseum Amsterdam
In 1667 schilderde Ferdinand Bol een aantal levensgrote portretten van Michiel de Ruyter. In alle vestigingen van de marine kwam zo’n portret te hangen; dit portret hing in Middelburg. Zijn status als zeeheld maakte hem machtig. De Ruyter is rijk gekleed, heeft zijn commandostaf in zijn hand en draagt de Orde van Saint Michel, die hij van de Franse koning kreeg.
Ferdinand Bol (1616-1680)
Hij groeide op in Dordrecht. Hij leerde daar schilderen óf in Utrecht bij Abraham Bloemaert. Later werkte Bol een tijd in Rembrandts atelier in Amsterdam, totdat hij zich daar in 1642 als zelfstandig kunstenaar vestigde. Bol schilderde vooral portretten en historiestukken. In het begin werkte hij op de manier van Rembrandt, in sobere tinten en sterke licht-donkercontrasten. Na 1650 schakelde hij over op een meer kleurrijke en elegante stijl. Bol kreeg veel opdrachten, onder meer voor het Amsterdamse stadhuis en de Admiraliteit. Na zijn tweede huwelijk, met Anna van Arckel in 1669, schilderde Bol amper meer. Hij was een vermogend man geworden.
Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België,Old Masters Museum, Brussels.
Pieter Bruegel de Oude (tussen1525 en 1530-1569)
Pieter Bruegel de Oude was een kunstschilder. Hij was de vader van Pieter Brueghel de Jonge en van Jan Brueghel de Oude. Zelf schreef hij zijn naam en tekende hij zijn werken van 1559 tot aan zijn dood als Bruegel, maar zijn zoons tekenden met Brueghel wat voor hem dan soms ook gebruikt wordt. Hij wordt in de literatuur soms ook de "Boeren-Bruegel" genoemd, omdat er in zijn oeuvre een aantal schilderijen voorkomen die scènes uit het boerenleven afbeelden.
Bijna alle kunsthistorici zijn het er tegenwoordig over eens dat Pieter Bruegel niet de lolbroek en Vlaamse-kermisfiguur was zoals het grote publiek hem vaak ziet. Pieter bracht het grootste gedeelte van zijn leven door in Antwerpen, toen een bruisende handelsstad en het centrum van de boekproductie in de Nederlanden, een omgeving waarin het humanisme en de renaissance hoogtij vierden. Zijn werk bestond uit veel meer dan de Boerenbruiloft, zijn tekeningen en prenten zijn in vele opzichten baanbrekend en zijn schilderijen waren bij de hogere klassen begeerd. Hij kende zijn volk en hun manier van leven en feesten en heeft dat op meesterlijke wijze in beeld gebracht.
Rijksmuseum Amsterdam
Op een stenen plint ligt een gouden horloge met blauw lint naast een boeket bloemen (tulpen, rozen, papavers, anemonen, narcissen en irissen) in een vaas. Tussen de bloemen en op de plint bevinden zich slakken, rupsen, een hommel en een libel.
Abraham Mignon (1640-1679)
De stillevenschilder werd geboren in Frankfurt. Toen hij negen was brachten zijn ouders hem onder bij de schilder Jacob Marrel, die zijn leerling meenam toen hij in 1664 naar Nederland verhuisde. Vanaf 1669 staan beide kunstenaars vermeld in de boeken van het Sint Lucasgilde in Utrecht. Daar studeerde Mignon bij stillevenspecialist Jan Davidsz. de Heem, en tot 1672 werkte hij als diens assistent. De schilderijen van Mignon vertonen dezelfde weelderige composities met bloemen en vruchten en dezelfde felle kleuren als het werk van De Heem. Mignons schilderijen waren populair aan het hof: de keurvorst van Saksen en de Franse koning Lodewijk XIV kochten zijn werk. Abraham Mignon bleef de rest van zijn leven in Utrecht. Hij stierf er in 1679.
Residenzgalerie, Salsburg Oostenrijk
Paulus Potter (1625-1654)
De Nederlandse kunstenaar Paulus Potter, die actief was tijdens de stijlperiode van de barok in de Gouden Eeuw, werd op 20 november 1625 in Enkhuizen geboren. Nog voordat hij negenentwintig jaar oud was werd hij in Amsterdam begraven. Daarmee behoort hij tot het illustere gilde van jonggestorven kunsthelden, die ooit een belofte waren voor de toekomst. Extreem talentvolle kunstenaars, van wie men nooit heeft kunnen weten waartoe ze nog meer in staat zouden zijn geweest als ze maar langer hadden geleefd. De kunstenaar is gekend, zelfs wereldberoemd, vanwege het grootste schilderij dat hij heeft gemaakt, De Stier uit 1647. De jonge Potter werd geen historieschilder, maar specialiseerde zich in het schilderen van dieren in het landschap. De dieren in zijn schilderijen, vooral koeien, stieren, paarden en schapen, vormen steeds het centrale motief binnen zijn compositie. Het geschilderde ruimtelijk ogende landschap eromheen dient bij Potter als een decor voor de steeds nadrukkelijk op de voorgrond geplaatste dieren. Paulus Potter bleek te beschikken over een minutieuze fijnschildertechniek, waarmee hij een uitzonderlijke natuurgetrouwheid wist te bereiken.
Rijksmuseum Amsterdam
Op een kalme zee liggen enkele oorlogsschepen. De zeilen worden gehesen, de ankers gelicht. Het kleine eskader maakt zich gereed voor vertrek. Een sloep met hoogwaardigheidsbekleders roeit onder trompetgeschal en saluutschoten langs de schepen. Dit schilderij werd al in 1778 in een veilingcatalogus een bijzonder schilderij genoemd: ‘eene der beste pronkjuweelen van deze uitmuntenden Zee-schilder’.
Rijksmuseum Amsterdam
Op 13 juni 1666, de derde dag van de Vierdaagse Zeeslag, voer het Engelse admiraalsschip Royal Prince voor de Engelse kust vast op een zandbank. Het viel in handen van Cornelis Tromp, die de bemanning gevangennam en overbracht naar zijn schip, de Gouda (links). Op last van admiraal De Ruyter moest Tromp zijn buit in brand steken. Liever had hij het in triomf naar Nederland gesleept.
Willem van de Velde II (1633-1707)
Hij werd geboren in Leiden; zijn vader - Willem van de Velde I - was aanvankelijk zeeman maar werd later schilder in dienst van de Nederlandse marine. Op 15-jarige leeftijd ging Van de Velde II in de leer bij Simon de Vlieger, die gespecialiseerd was in het schilderen van sfeervolle zeegezichten. Van de Velde II schilderde aanvankelijk vooral rustige zeegezichten met groepen vissersboten voor de kust. Nadat hij in 1672 samen met zijn vader Amsterdam verliet en zich in Engeland vestigde, koos Van de Velde II andere onderwerpen voor zijn doeken. Hij bleef bij het maritieme genre, maar legde zich nu vooral toe op scheepsportretten van de koninklijke Engelse jachten en van oorlogsbodems. In opdracht van de Engelse koning maakte Van de Velde II verschillende schilderijen van zeeslagen.
Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam NL
Carel Fabritius ( 1622 - 1654)
Carel Fabritius wordt algemeen beschouwd als Rembrandts meest getalenteerde leerling, voor wie onder anderen Vincent van Gogh zijn bewondering uitsprak. Fabritius schilderde historiestukken, portretten, stillevens en stadsgezichten. Door zijn belangstelling voor lichtval, perspectief en trompe-l'oeil was hij een van de grondleggers van de zogenoemde Delftse school waarvan Johannes Vermeer de bekendste vertegenwoordiger is.
Aan zijn schildercarrière kwam in 1654 abrupt een einde, toen hij omkwam tijdens de ontploffing van het Delftse kruitmagazijn. Waarschijnlijk is een deel van zijn werk door deze ramp verloren gegaan. Voor zover bekend zijn er zo'n vijftien schilderijen en een twaalftal tekeningen bewaard gebleven.
Musée Thomas-Henry, Manche Normandië (Frankrijk)
Willem van Aelst (1627-1683)
Willem van Aelst was de zoon van de Delftse notaris Jan van Aelst. Al op jonge leeftijd ging hij in de leer bij zijn oom en stilleven schilder Evert van Aelst. Hij trad in 1643 toe tot het lokale gilde als meester. In 1645 reisde de jonge kunstenaar naar Frankrijk en in 1649 zetten hij zijn reis voort naar Italië waar hij zich aansloot bij een kring van Nederlandse kunstenaars die in Italië werkten. Van Aelst werd door het gezelschap beschreven als een uitbundige figuur die veel grappen maakte. Ondanks zijn jeugdige uitspattingen trok de zeer elegante stijl van van Aelst de aandacht van Ferdinand II de ’Medici, Groothertog van Toscane en andere edelen.Van Aelst droeg altijd met grote trots een gouden ketting en een medaille die de groothertog hem had gegeven, en signeerde zichzelf vaak met een Italiaanse zwier 'Guillelmo van Aelst'. Van Aelst schilderde voor zover bekend alleen stillevens, maar in grote verscheidenheid, van kleine stukjes fruit tot uitbundige boeketten en indrukwekkende composities met dood wild.
Staatsgalerie Alte Meister, Augsburg Duitsland
In de populaire verbeelding van het zeventiende-eeuwse Nederland werden soldaten geassocieerd met allerlei omleidingen die als ongezond werden beschouwd voor de burgerbevolking. Dit verklaart ontelbare afbeeldingen van soldaten die gokken en ook voor de frequente weergave van hun bezigheden waarbij vrouwen, vaak prostituees, betrokken zijn.
Willem Cornelisz. Duyster ( 1599 - 1635)
Hij was een Nederlands kunstschilder en tekenaar uit de Gouden Eeuw. Hij vervaardigde portretten en genrestukken, vaak met militairen in een wachtlokaal, die zich bezighouden met kaartspelen, roken, drinken, ruzie zoeken of de buit verdelen. Hij was met name bekwaam in het weergeven van kleding en andere textielstoffen.
Hij was de oudste van vier kinderen uit het tweede huwelijk van zijn vader Cornelis Dircksz. met de uit Noorwegen afkomstige Hendrikje Jeronimus. Uit zijn eerste huwelijk had hij twee kinderen. In 1620 verhuisde de familie vanuit de Paternostersteeg naar de Koningsstraat. Het huis dat het gezin daar bewoonde, heette 'De Duystere Werelt'. Aan deze naam ontleende Willem zijn achternaam. Deze komt voor het eerst voor in een document van 1 juli 1625 waarin sprake is van een hevige ruzie tussen Willem Duyster en zijn voormalige vriend en leermeester Pieter Codde.
Willem Duyster overleed in 1635 ten gevolge van de pest.
Private collectie
Jan Hermansz. van Bijlert (1597 / 1598 - 1671)
Hij was een Nederlands kunstschilder die tot de Utrechtse caravaggisten wordt gerekend. In zijn latere leven schilderde hij classicistisch. Hij schilderde vooral genrestukken en portretten. Andere namen voor hem zijn Jan Harmensz. van Bijlert, Jan van Biler, Jan van Bylaert en Jan van Bylert. Tijdens zijn verblijf in Italië werd hij Giovanni Bilardo genoemd.
Jan Hermansz. van Bijlert was de zoon van glasschilder Herman van Bijlert en trad toe tot de werkplaats van Abraham Bloemaert in Utrecht. Hij reisde naar Frankrijk en Italië. In 1621 was hij in Rome, waar hij tot de oprichters van de Bentvueghels behoorde. In 1624 was hij terug in Utrecht, waar hij de rest van zijn leven doorbracht. In 1634 werd hij regent van het Sint-Jobsgasthuis.
Bijlert was een schilder van figuurstukken en portretten. Hij werkte aanvankelijk in een caravaggistische trant, maar net als zijn stadgenoot Gerard van Honthorst verruilde hij die later voor een meer classicistische.
Rijksmuseum Amsterdam
Een bode wacht geduldig tot de jonge vrouw klaar is met haar brief. Aan haar kleding te zien leidt ze een luxe leventje. Als tijdverdrijf vermaakt ze zich met luitspel: daardoor kunnen we wel raden dat de brief aan een geliefde gericht moet zijn! Frans van Mieris was de belangrijkste Leidse fijnschilder: op de kleinste formaten wist hij fluweel en zijde, bont en hout minutieus weer te geven.
Staatsmuseum Schwerin, Duitsland
Een jongedame staat in gedachten verzonken bij het klavecimbel. Het werk wekt een gevoel van pure elegantie op, verleidelijk, ja bijna dwingend de kijker om het in stilte te observeren - een eigenaardige analogie met de manier waarop je naar de muziek van het paar zou luisteren als het niet "alleen" geschilderd was. Er wordt echter niets onthuld van de middelen waarmee de foto tot stand is gekomen. Als belangrijkste meester van de Leidse School naast Gerard Dou laat Frans van Mieris nergens op het schilderij een spoor van zijn penseelvoering achter.
Frans van Mieris (I), (1635-1681)
Hij werd geboren in een familie van goudsmeden en kunstschilders. De belangrijkste leermeester van Van Mieris, naast Jacob en Abraham Toorenvliet, was Gerrit Dou. Van Mieris wordt samen met hem en met onder andere Gabriël Metsu gerekend tot de Nederlandse fijnschilders, die zo nauwkeurig mogelijk de werkelijkheid wilden weergegeven. Zijn techniek is voortreffelijk; zijn kleurengamma warm en diep; in de uitbeelding van stoffen is hij onovertrefbaar. Van Mieris schilderde op klein formaat (30 tot 38 cm).
Van Mieris schilderde zelfportretten, taferelen uit het leven van de hogere klassen maar schetste ook een beeld van dagelijkse gebeurtenissen uit het leven van het volk.
The Toledo Museum of Art,Toledo, Ohio USA
Centraal Museum Utrecht
Louvre, Parijs
Traditiegetrouw wordt de winter afgebeeld als een oude man en een oude man die zijn handen warmt is voor de 17e eeuwer een allegorische verbeelding van de winter. Je zou kunnen zeggen dat het element ‘handen-warmen’ een aanwijzing of een ‘teken’ is. Er wordt een boodschap gegeven en de betekenis van die boodschap is minstens zo belangrijk als de afbeelding zelf.
Abraham Bloemaert (1566-1651)
Als kind verhuisde hij met zijn familie van Gorinchem naar Utrecht. Hij was maar liefst bij vijf meesters in de leer, onder wie zijn vader Cornelis Bloemaert I. Na omzwervingen, die hem onder meer in Parijs en Amsterdam brachten, keerde Abraham in 1593 in Utrecht terug. Daar bleef hij de rest van zijn leven wonen en werken. Bloemaert verwierf bekendheid en aanzien vanwege zijn schilderijen met mythologische en religieuze onderwerpen. Als katholiek in de protestante Noordelijke Nederlanden kreeg Bloemaert belangrijke opdrachten van de katholieke kerk. Bloemaert werkte aanvankelijk in een maniëristische stijl, met overdreven langgerekte en gespierde figuren. Rond 1620, toen zijn carrière een hoogtepunt bereikte, trad verandering op in zijn werk. Onder invloed van leerlingen zoals Gerard van Honthorst en Hendrick ter Brugghen, schilderde hij enkele werken in caravaggistische stijl.
Rijksmuseum Amsterdam
Rijksmuseum Amsterdam
De Griekse filosofen Democritus en Heraclitus worden beschouwd als elkaars tegenpolen. Naast de oude, diepbedroefde Heraclitus (het schilderij hiernaast) verschijnt Democritus als een jonge levensgenieter. Hij wijst in de verte, alsof zich daar de dwaze wereld bevindt. Samen hebben de schilderijen een moraliserende boodschap: of je er nu om huilt of lacht, de
wereld blijft onverbeterlijk dom.
De Griekse wijze Heraclitus stond bekend als de huilende filosoof omdat hij rouwde om de dwaasheid van de mensheid, terwijl zijn tegenpool Democritus (de nabijgelegen hanger) er alleen maar om kon lachen. Hier ziet Heraclitus eruit als een melancholische oude man. Neergeslagen leunt hij op een aardbol en gebaren met zijn linkerhand minachtend, alsof hij wil zeggen: 'Alles is voor niets, de wereld zal op niets uitlopen.'
Hendrick ter Brugghen (1588-1629)
Op 15-jarige leeftijd vertrok hij naar Italië, nadat hij bij de Utrechtse historieschilder Abraham Bloemaert het schildersvak geleerd. In Rome zag Ter Brugghen werk van de schilder Caravaggio die toen nog in leven was. Vooral diens dramatische lichteffecten en keuze voor volkse modellen spraken de Nederlandse schilder aan. Na een jaar of tien keerde hij als caravaggist terug naar het Noorden, waar hij in Utrecht een aantal jaren samenwerkte met Dirck van Baburen. Ter Brugghen schilderde genretaferelen met muzikanten en drinkers, maar ook Bijbelse of mythologische onderwerpen. Net als zijn mede-caravaggisten Van Baburen en Gerard van Honthorst nam hij Caravaggio’s licht-donkereffecten en realisme over.
Centraal Museum Utrecht
Het is de taak van de inkoper om 'liefde voor geld' te regelen door mannen in contact te brengen met vrouwen met een twijfelachtige reputatie. Met haar kleurrijke kleding, haar decolleté en de veren in haar haar is ze gemakkelijk te onderscheiden van de gemiddelde burger. De veren zijn een verwijzing naar haar baldadige karakter. De luit, die ze bij de nek vasthoudt, had een duidelijke, seksuele connotatie in de 17e eeuw. De schaduwen van de hand van de jongen en het meisje ontmoeten elkaar op het instrument. Scènes verlicht door een enkele kaars waren de specialiteit van 'Gherardo della Notte', zoals de Romeinen hem bewonderend noemden.
Private collectie
Dit werk stelt een man voor die aan een bureau zit dat bezaaid is met een kleed en een stapel boeken en waar hij blijkbaar aan het schrijven is, want hij houdt een ganzenveer in zijn rechterhand en heeft een opengeslagen boek voor zich liggen. Hij wordt echter niet afgebeeld, gebogen over zijn werk, maar met zijn linkerhand omhoog en zijn hoofd naar rechts gedraaid.
Het meisje heeft haar jurk tot aan haar middel laten vallen en glimlacht verleidelijk, nadert de man met schaamteloos onzuivere bedoelingen. Haar charme faalt echter in zijn doel, omdat de geleerde zich afwendt en zich niet laat afleiden van zijn studie .
Deze afbeelding van een filosoof illustreert de kwaliteiten waarvoor de kunst van Gerrit van Honthorst door zijn tijdgenoten werd geroemd. Dit waren eigenschappen die hij ontwikkelde door studie van de werken van Caravaggio en zijn volgelingen tijdens een verblijf in Rome tussen 1612 en 1620 - namelijk de dynamische en monumentale manier om figuren weer te geven en levensechte lichamelijkheid door het vakkundig gebruik van licht en schaduw.Alleen al de toevoeging van de gevouwen rode loper op de voorgrond wekt de indruk van immense diepte en de figuur krijgt een krachtige tastbaarheid door de royale draperie van de okerkleurige mantel van de filosoof en het clair-obscur effect waarmee Honthorst bijvoorbeeld zijn verhoogde hand voorstelt.
Gerard van Honthorst (1592-1656)
Hij werd geboren in Utrecht in een kunstenaarsfamilie. Gerard, ook wel Gerrit genoemd, groeide uit tot de succesvolste van de familie. Na een verblijf in Italië in de jaren 1610, keerde hij in 1620 terug in Utrecht. Hij was een vooraanstaand vertegenwoordiger van de Utrechtse caravaggisten, Nederlandse navolgers van de Italiaanse schilder Caravaggio. Van Honthorst werd vooral bekend door zijn schilderijen van nachtelijke scènes met figuren in kaarslicht. In de jaren 1630 verwierf Van Honthorst als portretschilder een vooraanstaande positie in hofkringen. Dat was de reden waarom hij in 1637 naar Den Haag verhuisde. In 1649 werd Van Honthorst uitgenodigd deel te nemen aan de decoratie van de Oranjezaal in het stadhouderlijk paleis Huis ten Bosch. In 1652 keerde de schilder terug naar Utrecht, waar hij vier jaar later overleed.
Staatsmuseum Berlijn
Nicolaes Maes ( 1634 – 1693)
Hij wordt wel een van Rembrandts origineelste leerlingen genoemd en geprezen om zijn virtuositeit. Aan het begin van zijn carrière schilderde hij bijbelse voorstellingen en genrestukken waarmee hij invloed uitoefende op Pieter de Hooch en Johannes Vermeer. Vanaf 1660 was hij vrijwel uitsluitend actief als portretschilder, eerst in Dordrecht, later in Amsterdam. Hij heeft een omvangrijk oeuvre nagelaten.
National Gallery of Art, Washington D.C. USA
Judith Leyster ( 1609 - 1660)
Zij was een Nederlandse schilderes uit de 17e eeuw die zich vooral in genrestukken specialiseerde. Als een van de weinige vrouwelijke schilders in de Nederlanden tijdens de Gouden Eeuw was zij ook het enige vrouwelijke lid van het Haarlemse schildersgilde. Judith Leyster maakte portretten, stillevens en vooral genrestukken (scènes uit het dagelijks leven). Voor zover bekend was zij de enige vrouw in de 17-de eeuw die zich waagde aan deze figuurstukken, die in die tijd als bijzonder lastig golden. Zij was daarin vernieuwend. Ook in haar portretten experimenteerde ze met licht-donker-effecten, waardoor de gezichtsuitdrukkingen expressiever werden. Haar schilderijen kenmerken zich door een losse penseelvoering, die destijds niet gebruikelijk was. Qua compositie richtte ze zich op het hoofdonderwerp en besteedde ze geen aandacht aan 'bijzaken'. Haar portretten kregen daardoor iets monumentaals. Na haar huwelijk richtte ze zich op natuurstudies en stillevens. Ze bleef vasthouden aan haar 'losse' schilderstijl. Het werk van Judith Leyster valt onder de Barok.
Kenwood House, Hampstead Londen
Zelfportret met twee cirkels is een olieverfschilderij van de Hollandse kunstschilder Rembrandt van Rijn gemaakt tussen circa 1665 en 1669, 116,3 x 97,2 centimeter groot. Het werk bevindt zich in de collectie van het Kenwood House te Londen.
De zelfportretten van Rembrandt vormen een belangrijk deel van het omvangrijke oeuvre van de 17e-eeuwse Nederlandse schilder Rembrandt van Rijn.
Rembrandt portretteerde zichzelf gedurende een periode van ongeveer veertig jaar bijna honderdmaal, op zo'n 50 schilderijen, 32 etsen en 7 tekeningen. Door middel van de zelfportretten kon hij zich oefenen in gelaatsuitdrukkingen en lichtval, waarbij hij soms een rollenspel speelde en zich uitdoste in bijzondere kostuums of met opvallende attributen. Het laatste geschilderde zelfportret toont Rembrandt op 63-jarige leeftijd en kwam tot stand in het jaar van zijn overlijden, 1669. De meeste etsen dateren uit de periode 1628-1630, toen hij nog in Leiden woonde; de laatste ets is van 1648.
Zoals bij meer werk van Rembrandt, bestaat over de authenticiteit van sommige zelfportretten enige onzekerheid. Enkele worden toegeschreven aan de schilder dan wel zijn atelier.
Waar hij zich eind jaren twintig tekent als een gedreven ambitieuze jongeman met grote dromen, schildert hij zich rond 1640 vooral als man van de wereld, en aan het einde van zijn leven als ambachtsman aan het werk. Zelfportret met twee cirkels is een typerend voorbeeld van die laatste categorie.
Rembrandt schilderde Zelfportret met twee cirkels in de laatste fase van zijn leven, toen het hem zowel privé als zakelijk gezien wat minder voor de wind ging. Niettemin portretteert hij zichzelf in een zelfverzekerde pose, nonchalant, bijna uitdagend, overtuigd van zijn kunnen, gekleed in een deftige, met bont afgezette mantel. Zijn rechterarm leunt stevig op een balustrade. Tegelijkertijd presenteert hij zichzelf op onbarmhartige wijze als een door het leven getekend mens, met een broze huid, afhangende wangen en zware groeven rond de wenkbrauwen. Hij kijkt de toeschouwer recht in de ogen, enigszins onderzoekend, alsof hij zich afvraagt met wie hij te maken heeft, zoals de toeschouwer zich mag afvragen wat voor een man de kunstenaar eigenlijk is, wat er omgaat in zijn hoofd.